Dit speelt nu allemaal rondom veen

woensdag 17 januari, 2024

De potgrondsector werkt hard aan de transitie van minder veen naar meer alternatieve substraten. De marktvraag naar minder veen neemt toe, maar veenreductie is vooralsnog nergens vastgelegd in wet- en regelgeving. Het telen in alternatieven vraagt aanpassingen.

Deze hoofdlijnen kwamen naar voren tijdens het digitale symposium ‘Veen in potgrond en de zoektocht naar alternatieve substraten’ dat woensdag 17 januari plaatsvond. Meer dan 385 deelnemers, vooral uit de teelt en handel van planten en bomen, hadden zich voor het symposium aangemeld. Verschillende deskundigen uit de wereld van potgrond, substraten, handel en teelt schoven bij gespreksleider Jolanda Heistek (Royal FloraHolland) aan tafel.

Han de Groot (VPN, Vereniging Potgrond- en Substraatfabrikanten Nederland) legde eerst de stand van zaken uit rondom het ‘Convenant milieu-impact substraten’. Eind 2022 heeft een brede coalitie van partijen dit convenant ondertekend. Ze hebben onder andere afgesproken om het gebruik van hernieuwbare grondstoffen te versnellen, veen alleen nog op een verantwoorde manier te winnen. En een voorlichtingscampagne op te zetten voor consumenten over gebruikte grondstoffen en de milieu-impact van potgrond.

„Het is bewust niet veenconvenant genoemd”, stelde De Groot, „want het is ook niet tegen veen. Het is bedoeld om de milieu-impact van substraten in de keten te reduceren. Alle grondstoffen hebben we hard nodig, en ze hebben allemaal een bepaalde milieu-impact.”

‘Potgrondtransitie van formaat’

De VPN-leden produceerden in 2022 gezamenlijk 8,2 miljoen kuub aan substraten. Dit kwam neer op 12% van het totale wereldvolume. Van het Nederlandse volume is bijvoorbeeld 29% bestemd voor de potplantenteelt, 13% voor de boomkwekerij. Van die 8,2 miljoen kuub is ruim 62% veen: nog het merendeel. „Je hoort veel over compost in potgrond”, aldus De Groot, „maar met 1,4% is compost een hele kleine speler in onze sector.”

Door de toenemende wereldbevolking zal de vraag naar substraten in het jaar 2050 vier keer zo groot zijn dan nu. De Groot: „Het gaat om enorme volumes. Dat betekent een potgrondtransitie van formaat.” Het convenant focust wel op Nederland, maar het houdt ook rekening met internationale marktontwikkelingen. „De transitie is een serieuze uitdaging.”

Veenreductie of veenvervanging is echter nog nergens vastgelegd in wet- en regelgeving. De EU heeft hiervoor geen beleid gemaakt. Het Verenigd Koninkrijk is het wel van plan. Zwitserland heeft de meest verregaande ambities: veenvrij op de consumentenmarkt. Stel dat er wel wet- en regelgeving komt? „Daar hoeft geen aanleiding voor te zijn als de transitie naar veenreductie gaat” aldus De Groot. „Ambities zijn ingegeven vanuit de markt.”

‘Vragen naar veen en duurzaamheidsdata’

De handel vraagt naar veenreductie of veenvrij: dat bevestigde Lisa Bakker van Hamiplant op het symposium. Het bedrijf belevert tuincentra, bouw- en supermarkten in heel Europa met kamerplanten en tuinplanten. Het VK en Duitsland zijn voor Hamiplant de belangrijkste retaillanden. „Klanten stellen veel vragen over veen, zoals: Wat is het percentage veen in potgrond? Ze vragen niet naar het mengsel, maar puur naar veen”, vertelde Bakker.

Ook komt er meer vraag naar duurzaamheidsdata. „Zoals CO2-data. Ook vragen klanten wat duurzaam is en wat niet.” Hamiplant heeft een team van duurzaamheidsexperts, inclusief een substraatexpert. „Om informatie over substraten uit te wisselen met klanten.”

In het VK gaan termen als ‘peat ban’ rond. „Daar raken ondernemers van in verwarring, want er is geen veenverbod”, merkt Mark-Jan Terwindt van Royal Anthos, handelsbond voor boomkwekerij- en bloembolproducten. Vanuit bepaalde marktsegmenten wordt wel naar ‘peat free’ gevraagd. „Maar geldt dat dan ook voor bijvoorbeeld laanbomen uit Nederland die gekweekt zijn in veen?”

Terwindt wees tijdens het symposium op veen als verpakkingsmateriaal voor vaste planten en bollen. „Dat is internationaal erkend. Hoe ga je daarmee om als een land wet- en regelgeving over veen maakt? Daarvoor zijn gesprekken met overheden nodig, anders lopen we vast aan de grens door een discussie over de verpakking.”

‘Ene grondstof kun je niet voor ander inruilen’

Namens de RHP ging Marco Zevenhoven in op de beschikbaarheid en kwaliteits- en hygiëne-aspecten van hernieuwbare grondstoffen. „Er is heel veel organisch materiaal beschikbaar, maar je kunt niet zomaar de ene grondstof voor de andere grondstof inruilen”, aldus Zevenhoven. „En de uitdaging is erg groot om aan voldoende bruikbare grondstoffen te komen. Ook de bouwsector zoekt hiernaar. Isolatieplaten van Miscanthus? Dan is de bouw een concurrent voor de toepassing van Miscanthus in potgrond.”

De kwaliteit en de veiligheid van grondstoffen moeten ook gewaarborgd zijn. Zevenhoven wees op schadegevallen in teelten die de RHP onderzoekt. „De helft van de schades wordt veroorzaakt door nieuwe grondstoffen die niet-RHP-gecertificeerd zijn. We moeten bijvoorbeeld humaanpathogenen en residuen van middelen in grondstoffen voorkomen.”

De in Nederland ontwikkelde certificering Responsibly Produced Peat (RPP) wint internationaal aan terrein. Momenteel zijn 107 locaties RPP-gecertificeerd; totaal gaat het om 25.000 ha veengebieden waar veen op een verantwoorde manier wordt gewonnen. Europa heeft totaal 60.000 ha voor veenwinning. „De Nederlandse potgrondsector loopt voorop met 53% RPP. Daarna komt Duitsland met 39%”, zei Hein Boon van de RPP.

Er is nog een certificering voor verantwoorde kokoswinning in de maak: Responsibly Produced Coir. „Daar werken we hard aan. Want vanuit de markt komen ook steeds meer vragen over de herkomst en de milieu-impact van kokos.”

‘Kwekers moeten anders telen’

De ene grondstof is de andere niet, en ook binnen substraten kunnen verschillen zijn. Zo zijn er houtvezels met een verschillende stikstofvastlegging. „Door alternatieve substraten in potgrond zullen kwekers anders moeten gaan telen”, onderstreepte Zevenhoven (RHP) op het symposium. „Velen doen dat ook al en dat lukt ook. Maar bij veel gewassen is het kweken in alternatieven lastig. Er is bijvoorbeeld een andere watergift of voedingsgift nodig. Een duurzaam substraat moet bij de kweker niet leiden tot meer milieubelasting.”

Op het symposium deelden twee kwekers hun ervaringen met veenarme of veenvrije potgrond: Ruben Gommers van vaste-plantenkwekerij Green-One in Zundert, en Alex Leinenga van jonge-plantenbedrijf Florensis in Hendrik-Ido-Ambacht.

Veenvrije teelt opschalen

Green-One heeft praktijkproeven gedaan met 100% veenvrij. „De resultaten zijn goed”, vertelde Gommers, „maar ik maak me wel zorgen: zijn er wel genoeg alternatieve grondstoffen beschikbaar voor de toekomst?” Green-One wil namelijk opschalen. Het bedrijf produceert nu al een groot aantal planten in 60% veenvrij. „Dat is mogelijk, met een beetje meer aandacht voor het water geven. Maar wat wordt de prijs van potgrond met alternatieven? Uiteindelijk moet het wel betaald worden.”

Florensis heeft nu vier jaar onderzoekservaring met jonge planten in veenvrije pluggen. „Als we inzaaien, gaan we uit van 95% kieming op veen. Maar wat wordt de kieming op veenvrij? Dat moet je opnieuw leren en is best complex”, vertelde Leinenga. „En als kieming in januari lukt, hoeft het niet in juni te lukken omdat de weersomstandigheden anders zijn. En hoe gedraagt onze plug met veen zich in een veenvrij substraat? Dat is best uitdagend.”

Arthur van den Berg (Glastuinbouw Nederland) sloot het symposium af. „Telen in alternatieve substraten kan, maar het kan lang duren voordat je er bent. De watergift is anders, en misschien wordt ook je bemesting en gewasbescherming anders. Het betekent veel testen en kleine stapjes maken. Kortom: opnieuw leren telen.”

Bekijk hier het symposium (2 uur) terug. Het werd georganiseerd door LTO Bomen, Vaste planten en Zomerbloemen, Glastuinbouw Nederland, Plantum en Royal FloraHolland samen met substraatdeskundigen.

Arno Engels

Meer nieuws

© 2024 LTO Vakgroep Bomen en vaste planten - LLTB - LTO Noord - ZLTO
Disclaimer - Privacy statement